In De Tijd verscheen er afgelopen weekend een artikel waaruit blijkt dat Belgische familiebedrijven veerkrachtiger zijn, minder schuldenlast hebben, winstgevender zijn en dus beter presteren dan niet-familiebedrijven.

Dat blijkt uit een onderzoek in opdracht van Deminor, het advieskantoor voor gedupeerde beleggers. Hun waardecreatie lag de afgelopen 15 jaar gemiddeld 7% hoger dan bij bedrijven die niet door bloedverwanten worden bestuurd. Ze zijn ook échte jobmotoren. Van alle bedrijven in België met personeel is 77% in familiale handen. 55% daarvan telt meer dan 200 medewerkers, wat neerkomt op 45% van de totale tewerkstelling. Dat blijkt uit cijfers van de Belgische afdeling van het Family Business Network (FBN). Overal in Europa tekenen familiebedrijven voor een belangrijk deel van de economische welvaart. Ook in België zijn er heel kleine tot erg grote familiebedrijven.

Denktank Itinera heeft onderzocht wat die betere prestaties precies verklaart. Familiebedrijven willen de aandelen minstens in dezelfde toestand doorgeven zoals ze die van de vorige generatie hebben ontvangen. Familiale eigenaars ‘bezitten’ geen bedrijf, maar ‘koesteren’ het eerder en ‘bewaren’ het voor hun afstammelingen. Ook het feit dat familiale bedrijven vaak op één specialisatie gericht en minder gediversifieerd in hun activiteiten speelt mee, stelt de Itinera-studie vast.

Ze financieren minder innovatief, al zijn ze er wel doeltreffender in. Familiebedrijven  financieren hun operaties vooral met ingehouden winsten en maken minder snel schulden, mogelijk ten koste van agressievere groei en rentabiliteit. En ze investeren vaak te weinig in internationalisering. Daardoor worden familiale bedrijven door het grote publiek minder gezien als organisaties die met innovatie, financieel succes of langetermijndenken bezig zijn. Tegelijk genieten ze aanzienlijk meer vertrouwen dan hun niet-familiale tegenhangers. Het lijkt een vreemde paradox.

Itinera pleit er dan ook voor dat Belgische familiebedrijven en hun aandeelhouders ‘meer doen om dat vertrouwen aan te wenden’. Hun ‘eeuwenoude gevoel voor discretie kan wel eens in rook opgaan’. Sterker nog: ‘Familiebedrijven reageren te traag en elke inspanning om hun privacy halsstarrig te beschermen, maakt dat ze in de ogen van velen verdacht zijn’.

Ook Ivan Van de Cloot, de hoofdeconoom van Itinera, vindt dat de stelling ‘vivons heureux, vivons cachés’ niet meer opgaat. ‘Familiebedrijven hebben er belang bij om de oorzaken van hun succes meer voor het voetlicht te brengen.’ Zo kan het vertrouwen nog worden versterkt. Dat kan helpen om het publiek te doen investeren in familiebedrijven. Ook de rol van de overheid is volgens Itenera niet te onderschatten. ‘Regelgeving heeft vaak onbewust grote gevolgen voor familiale ondernemingen. Familiebedrijven overtuigen om in België te blijven en er het economisch weefsel te versterken, is volgens Itinera de centrale doelstelling.